ZES VERDRAGEN VAN DE PROFEET

Zes verdragen van de Profeet Mohammed met de Christenen

van zijn tijd

Mohammed Ibn ‘Abd Allah

Redactie Dr. John Andrew Morrow

Vertaling Anne Umm Iesa Dijk, MA

© John Andrew Morrow, 2020

The Covenants of the Prophet Foundation

2415 Hobson Road

Fort Wayne, Indiana

United States, 46805

http://www.covenantsoftheprophet.org

http://www.johnandrewmorrow.com

You may download this work and share it with others so long as you credit the source completely. You cannot change this work in any way nor can you use it commercially.

Attribution-NonCommercial-NoDerivs CC BY-NC-ND

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Het Verdrag van de Profeet Mohammed met de Monniken van de berg Sinaï

Hoofdstuk 2: Het Verdrag van de Profeet Mohammed met de Christenen van Perzië

Hoofdstuk 3: Het Verdrag van de Profeet Mohammed met de Christenen van Najran

Hoofdstuk 4: Het Verdrag van de Profeet Mohammed met de Christenen van de wereld (Berg Carmel manuscript)

Hoofdstuk 5: Het Verdrag van de Profeet Mohammed met de Christenen van de wereld (Cairo manuscript)

Hoofdstuk 6: Het Verdrag van de Profeet Mohammed met de Assyrische Christenen

Het Verdrag van de Profeet Mohammed met de Christenen van de wereld

Aanbevelingen

Het “Convenanten Initiatief”

Ondertekenaars

Hoofdstuk 1

Het verdrag van de Profeet Mohammed met de monnikken van de Berg Sinaï

[Door de Profeet Mohammed]

In de Naam van God, de Meest Genadevolle, de Meest Barmhartige.

Dit verdrag werd geschreven door Mohammed, de zoon van ‘Abd Allah, de verkondiger en waarschuwer, aan wie God Zijn Schepping ter bescherming toevertrouwde, zodat de mens God niets kan verwijten na [de komst van] Zijn Boodschapper[1]. Voorwaar God is Almachtig, Wijs.

Hij heeft het geschreven voor de mensen van zijn religie en aan iedereen die het christelijke geloof belijdt in het Oosten en in het Westen, dichtbij of ver weg, Arabier of niet-Arabier, bekend of onbekend, als een verdrag van bescherming.

Als iemand het verdrag zoals hier uitgesproken verbreekt, tegenspreekt of de bepalingen ervan overschrijdt, heeft hij (daarmee) het Verdrag van God verbroken, verbreekt zijn band, maakt zijn religie belachelijk, verdient (daarmee) vervloeking, of deze persoon nu een sultan of iemand anders onder de gelovige moslims is.

Als een monnik of een pelgrim bescherming zoekt, in de bergen of in een dal, in een grot of in de velden, in de vlakte, in de woestijn, of in een kerk, ik sta achter hem om hem te beschermen tegen elke vijand. Ikzelf, mijn helpers, alle mensen van mijn religie, en al mijn volgers. Want zij [de monniken en de pelgrims] zijn mijn beschermelingen en mijn onderworpelingen.

Ik bescherm ze tegen tussenkomst van hun goederen en van de betaling van belastingtegoeden waar zij vrijwillig afstand van doen. Er zal geen dwang of beperking tegen hen zijn in een van deze zaken.

Een bisschop zal niet verwijderd worden van zijn bisdom, noch een monnik van zijn klooster, nog een kluizenaar uit zijn toren, noch zal een pelgrim gehinderd worden tijdens zijn pelgrimstocht. Daarnaast zal geen enkel kerkgebouw vernietigd worden, noch zal het geld van de kerken gebruikt worden om moskeeën of huizen voor moslims te bouwen. Iemand die dat doet, schendt God’s verdrag en wijkt af van (het pad van) de Boodschapper van God.

Er zullen geen belastingen noch vergoedingen aan de monniken, bisschoppen of religieus toegewijden opgelegd worden, want ik bescherm ze, waar ze ook mogen zijn, op het land of op zee, in het Oosten en in het Westen, in het Noorden en in het Zuiden. Zij vallen onder mijn bescherming, in mijn verdrag en onder mijn veiligheid, tegen alle schade.

Bovendien zullen zij die zich afzonderen in de bergen of in heilige steden vrijgesteld zijn van belastingen, landpacht, een tiende deel[2] of (andere) plicht op wat ze verbouwen voor eigen gebruik. En zij zullen worden bijgestaan in het vermeerderen van het gewas door een som van één Qadah [eenheid van droge hoeveelheid] in elke ardabb [= 6 Waiba = 24 rub’a] voor persoonlijk gebruik.

Het zal niet verplicht voor hen zijn om in oorlog te dienen, of belasting te betalen; zelfs niet voor hen bij wie een verplichting geldt om landpacht te betalen. En wie middelen bezitten uit land of uit commerciële activiteiten, zullen niet meer hoeven te betalen dan twaalf dirhams per hoofd per jaar.

Op niemand zal een onrechtvaardige belasting gelegd worden. En met de Mensen van het Boek zal er geen strijd zijn, behalve op het gebied van goede daden [Q 5:48]. We wensen hen onder onze vleugel van genade te brengen, en de straf van ergernis wordt op een afstand van hen gehouden, waar ze ook zijn en waar ze ook zich mogen vestigen.

Als een christelijke vrouw tot een moslimhuishouden toetreedt, zal ze met vriendelijkheid ontvangen worden en de kans krijgen om in haar kerk te bidden. Er zal geen geschil zijn tussen haar en een man die van zijn religie houdt. Wie tegen het verdrag van God in gaat en tegenovergesteld handelt, is een rebel tegenover het verdrag en tegen de Boodschapper.

Deze mensen zullen geholpen worden in het onderhoud van hun religieuze gebouwen en hun verblijfplaatsen; dus zij zullen worden gesteund in hun geloof en waarachtig gehouden worden aan hun trouw.

Niemand van hen zal bevolen worden om de wapens op te nemen, maar de moslims zullen hen (wel) verdedigen. En ze zullen nooit tegen deze belofte van bescherming ingaan, totdat het uur komt en de wereld eindigt.

Als getuige van dit verdrag, dat is opgesteld door Mohammed, zoon van ‘Abdullah, de Boodschapper van God, vrede en zegeningen zij met hem, aan alle Christenen.

Als zekerheid dat alles wat hierin wordt voorgeschreven in vervulling gaat, zetten de volgende personen hun hand (eronder).

De namen van de getuigen:

‘Ali ibn Abi Talib; Abu Bakr ibn Abi Quhafah; ‘Umar ibn al-Khattab; ‘Uthman ibn ‘Affan; Abu al-Darda’; Abi Hurayrah; ‘Abd Allah ibn Ma‘sud; ‘Abbas ibn ‘Abd al-Muttalib; Hassan ibn Thabit; ‘Abd al-‘Azim ibn Hasan; al-Fadl ibn al-‘Abbas; al-Zubayr ibn al-‘Awwam; Talhah ibn ‘Abd Allah; Sa‘d ibn Mu‘adh; Sa‘d ibn ‘Ubadah; Thabit ibn Nafis; Zayd ibn Thabit; Abu Hanifah ibn ‘Ubayyah; Hashim ibn ‘Ubayyah ; Mu‘azzam ibn Qurayshi ; ‘Abd Allah ibn ‘Amr ibn al-‘As; ‘Ammar ibn Yasir.

Dit verdrag werd geschreven met zijn eigen hand door ‘Ali ibn Abi Talib in de moskee van de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, op de derde van (de maand) Muharram in het tweede jaar van de Profeets Hijra.

Een kopie van dit verdrag is in de schatkist van de Sultan geplaatst. Het werd ondertekend met het zegel van de Profeet, vrede zij met hem. Het werd geschreven op een stuk leer uit Ta’if.

Gezegend is hij die zich houdt aan de inhoud (van het verdrag). Gezegend is hij, want hij behoort tot degenen die de vergeving van God mogen verwachten.

Deze kopie, welke gekopieerd is van het origineel, gaat vergezeld van de handtekening van de nobele Sultan. Deze reproductie werd gekopieerd van de kopie geschreven in het handschrift van de Leider van de Gelovigen, ‘Ali ibn Abi Talib, moge God zijn aangezicht zegenen.

Bij het bevel van de nobele Sultan, dat nog steeds van kracht is, en met de hulp van God, is er (een kopie) gegeven aan een gemeenschap van monniken die leven in de Tur-Sina’i berg. De versie die geschreven werd door de Leider van de Gelovigen was verloren geraakt. Op deze manier zal de kopie een ondersteuning zal zijn voor de Sultan’s koninklijke besluiten, wat blijkt uit de stukken die in handen zijn van de gemeenschap in kwestie.

Dit is een reproductie van het origineel zonder toevoeging.

Geschreven door de zwakste der slaven, al-Bari Nuh ibn Ahmad al-Ansari, de rechter van Egypte, moge de Beschermheer hem vergeven.

Verzegeld met het ronde zegel en gecertificeerd.

Nuh Ahmad ibn al-Ansari

[Handtekening]

Gemodelleerd op een zegel welk origineel is getekend met deze handtekening.

Geschreven door de arme Muhammad al-Qadi uit het oude Egypte, moge hij vergeven worden!

Hoofdstuk 2

Het verdrag van de Profeet Mohammed met de Christenen van Perzië

[Door de Profeet Mohammed]

Met de Wil van God! In de naam van God de Barmhartige!

Moge dit geschrift kenbaar zijn bij allen in dit geschreven stuk, welk als stijl heeft een stevig Compact. Een verdrag dat nageleefd moet worden door alle Christelijke naties, zoals zij die verblijven door de wereld richting het oosten van Arabië en Perzië, of binnen de grenzen daarvan, of zij nou in direct contact met de Gelovigen staan of (meer) op afstand zijn, en of ze nou wel of niet kennis hebben gemaakt met de Gelovigen. Dit verdrag en verbond is het waard nageleefd te worden en het betaamt ook alle moslims om dit in acht te nemen. Wie het zijn plicht acht om de woorden van dit convenant te gehoorzamen, zijn geloof is perfect volgens ‘de manier van de mensen die het goed doen’, als dat van iemand [die] een beloning waardig wordt geacht. Maar degenen die moedwillig de woorden van dit convenant zullen verdraaien, nietig verklaren of ‘er hoogmoedig over’ doen, of de bevelen uit dit Verdrag niet gehoorzamen, of volharden in het tegenwerken ervan, dezen worden gezien als degenen van het Verdrag of Verbond van God tenietdoen. Zo ook degene die oneerbiedig dit Schrift veracht, hij zal strafbaar geacht worden, of hij nou een koning of één van de mensen is, of hij nou een vrome gelovige (moslim) of ‘slechts’ een gelovige (christen) is.

Nu: om de woorden van dit Verbond te beginnen in overeenstemming met de authentieke ingeving die God mij geschonken heeft; met ferme verplichting bekrachtig ik dit Verbond, van het soort dat geen van de Profeten van het verleden ooit heeft bekrachtigd, omdat er geen engelen voor God stonden die het gemakkelijk konden commanderen. Daarom moeten de woorden van dit Verdrag, die ik op het punt sta vast te stellen, worden nageleefd door al mijn mensen.

Alle vrome gelovigen (moslims) zullen het als hun plicht beschouwen om de gelovigen (christenen) te verdedigen en hen te helpen waar zij ook mogen zijn, ver weg of dichtbij. Daar waar christenen zich bevinden zullen de plaatsen waar zij een eredienst houden bescherming krijgen, ook daar waar de monniken en priesters wonen. Overal, in de bergen, op de vlakte, in steden en in woeste plaatsen, in woestijnen, en waar zij ook mogen zijn, moeten de mensen worden beschermd, zowel in hun geloof als in hun bezittingen, zowel in het Westen als in het Oosten, over zee en over land.

Zoals ze mij eren en respecteren, zo zullen moslims zorgen voor de mensen onder onze bescherming. En wanneer angst of ongemak hen overvalt, zullen moslims zich houden aan de plicht om te helpen en voor hen te zorgen. Want zij zijn een volk dat zich heeft onderworpen aan mijn natie, gehoorzaam is aan z’n woord en zij zijn ook helpers.

Het is daarom juist, omwille van mij, bij te dragen aan hun comfort, bescherming en hulp, tegenover alle tegenstand en verdriet, om alles teniet te doen wat een middel wordt om hen te beroven. Als het gaat om het heffen van belastingen, is het noodzakelijk om niet meer te nemen dan ze kunnen betalen, maar om (dan) de zaak aan te passen met hun instemming, zonder dwang of geweld. Hun bedrijfspanden mogen niet aangevallen worden; hun priesters mogen niet lastig gevallen worden bij de uitoefening van hun taak; zij zullen niet worden vervolgd vanwege hun geloof of hun gewoonten, maar mogen bidden zoals zij willen, in hun eigen gebedshuizen en volgens hun eigen rituelen. Evenmin zullen hun kerken ontmanteld of vernietigd worden, of hun huizen en landhuizen in beslag genomen worden door de moslims, om er moskeeën of woningen van te maken zonder hun toestemming. Wie niet handelt zoals hier wordt voorgeschreven, maar strijdig aan mijn opdracht handelt; die zal als verachter van dit Verdrag beschouwd worden en als iemand die het woord van God en van zijn profeet weerspreekt.

Er zal geen landpacht van hen gevorderd worden die de waarde van vier dinars overstijgt, of (de waarde van) een linnen laken. Dit wordt toegepast in het belang van de moslims en wordt gebruikt als een heilig fonds voor openbaar gebruik. Er wordt niets meer genomen van hen (door middel van belastingen) dan wat we hier schrijven. Of ze nou handelaren en rijk zijn, of dat ze leven op het platteland, of ze nou vissen naar parels in de zee, of mijnen met edelstenen bezitten, of met goud, of met zilver, of andere waardevolle landgoederen bezitten, zij zullen niet meer dan twaalf dirhams hoeven te betalen.

Van degenen die niet het christelijk geloof belijden, noch aanbidding doen volgens de christelijke riten, van hen zal vier dirhams worden afgenomen. Maar van degenen die zoals die mensen (de christenen) doen en gehoorzaam aan hun woord zijn, van hen mag niet meer worden verlangd dan de hiervoor genoemde twaalf dirhams, op voorwaarde dat zij wonen waar al hun mensen woonachtig zijn. Degenen die reizen en geen permanente verblijfplaats hebben en voortdurend op reis zijn; die zijn niet onderworpen aan land belastingen, behalve in het geval een van hen zich op onroerend goed bevindt waarop de imam een rechtsvordering heeft, (dan zal) rechtmatig belasting wordt afgedwongen, maar op een zodanige manier dat de belastingbetaler geen slachtoffer wordt van geweld, van onrechtmatige afpersingen of dat hij meer dan zijn vermogen moet betalen. Zijn huizen, zijn producten en zijn vruchten zullen niet tot voorwerp van hebzucht worden gemaakt.

Christenen mogen niet worden gevraagd om voor de moslims te vechten tegen de vijanden van het Geloof. Ook zullen moslims, die in oorlog met vreemde naties zijn of in een strijd verwikkeld zijn, christenen niet dwingen om dezelfde zaak met hen tegen die vijand (te vechten). Maar als de vijand de christenen aanvalt, dan zullen de moslims het gebruik van hun paarden, hun zwaarden en hun speren niet sparen. Door zo te handelen (de christenen te helpen) zullen zij een goede daad verrichten.

Geen christen wordt met geweld gedwongen om de islam te belijden, en er worden geen discussies met hen gevoerd, behalve over wat ‘de betere dingen’ (daden) zijn. Moslims moeten overal barmhartigheid, vriendelijkheid en bescherming tegen afpersing door onderdrukkers van de christenen bieden. Als een christen beledigd wordt, zullen moslims het hun plicht achten om hem te helpen, hem te begeleiden naar de gerechtshoven, zodat niet meer van hem kan worden gevorderd dan wordt voorgeschreven door God, en vrede tussen de partijen kan worden hersteld om het geschil op basis van de Schrift op te lossen.

Alle eerdergenoemde voorwaarden in acht genomen, en als de belasting door hen betaald wordt, zullen geen christenen getiranniseerd of onderdrukt worden door mijn mensen. Van hun kant zullen zij moslims niet tiranniseren noch onderdrukken, van nu af aan, zelfs tot het moment dat God (anders) zal bevelen. Moslims zullen de vrouwen en meisjes van de christenen niet met geweld nemen, maar alleen met de toestemming van hun heren. Behalve in het geval dat ze uit vrije keuze verlangen om met moslims te verenigen of te trouwen, permanent of voor een tijd, dan is dit toegestaan uit respect voor de vrije wil van de vrouwen. Het moet hen vrij staan ​​om te kiezen van wie ze houden en met wie ze trouwen. En als een christelijke vrouw een moslim trouwt, is het haar toegestaan ​​om christen te blijven, de kerken zonder belemmering te blijven bezoeken, en zij zal met plezier volgens haar eigen geloof en wetten leven. Er mogen geen obstakels voor haar worden gemaakt om met haar eigen spirituele adviseurs te communiceren; evenmin zal zij gedwongen worden om tegen haar wil haar eigen geloof en wetten te verlaten. Wie zoiets doet, ondanks de woorden van dit contract, (voor hem) geldt hetzelfde als voor iemand die God veracht; hij zal schuldig worden bevonden aan het teniet doen van de woorden van het Verbond van de Profeet van God. Zo iemand wordt gerekend tot de zondaars tegenover God.

Christenen moeten aan alle reparaties van hun eigen kerken, kapellen en kloosters bijdragen. Indien het in belang van het welwillende moslimpubliek en voor hun geloof is, zullen moslims de christenen om bijstand vragen. De laatstgenoemden zullen hulp niet achterwege laten; als uiting van vriendschap en goede wil zijn ze in staat die te geven. Aangezien de christenen zich hebben onderworpen aan ons, om onze bescherming hebben gesmeekt en toevlucht bij ons hebben gezocht, moeten wij op elke legitieme manier alle hulp en steun verlenen aan hen. Als een van hen als gezant gestuurd wordt om over vrede tussen moslims en ongelovigen te onderhandelen, zal niemand hem tegenhouden om te gaan, en als hij onze zaak blijkt te steunen, aanvaardt dan zijn dienst. Maar wie hem veracht, zal tot de zondigen gerekend worden en schuldig zijn tegenover de Profeet van God en een vijand zijn van Zijn geopenbaarde Woord.

[Hier volgt eveneens een verdrag van Mohammed, de grote Profeet van God (moge de zegeningen en vrede van God op hem en zijn nageslacht rusten!). Een Verdrag dat Zijne Majesteit na de voorgaande woorden bevolen en ingesteld heeft met de christenen, gerelateerd aan hun geloof en wetten, (waarin zij) een paar geboden omarmen waaraan christenen zichzelf gebonden achten. Laat ze niets tegenovergestelds aan de voorgaande woorden doen en alles in harmonie met de volgende (woorden laten zijn).]

Eén van de geboden is dit; dat zij geen steun aan ongelovigen zullen geven, openlijk of heimelijk, noch in hun huizen vijanden van moslims ontvangen, zodat zij hen niet op een gunstig moment kunnen aanvallen. Zij zullen de vijandelijke mannen niet toestaan om te stoppen bij hun huizen of kerken, noch zullen zij vijandelijke troepen herbergen, of hen helpen met een speer, pijl, zwaard of paard, of met iets anders.

Zij zullen niet optreden als gidsen voor hen, of hen laten zien hoe ze de vijand in een hinderlaag kunnen laten lopen. Zij mogen niet hun bezittingen bij hen in bewaring geven; zij zullen niet met hen communiceren, of hen helpen in woord of daad, of hen onderdak geven, tenzij onder dwang.

Als een moslim ‘de kans’ ziet bij een christelijk huis (voor onderdak), mag hij daar drie dagen en drie nachten verblijven; meer dan dat is overbodig. Christenen moeten moslims beschermen tegen misbruik en onderdrukking door tirannen.

In geval zij een moslim in hun eigen huis moeten verstoppen, zullen zij hem een plek geven om te liggen, en zullen ze voor hem zorgen en hem niet laten zitten en niet zonder voedsel laten, zolang hij ondergedoken is. Vrouwen en kinderen van moslims mogen niet worden verraden of aan de vijand getoond worden, noch zullen christenen afwijken van deze orders.

Als een christen tegen dit Verdrag in handelt, of het negeert, zal hij beoordeeld worden alsof hij het teniet heeft gedaan. Zo iemand is afschuwelijk richting God, en de Profeet zal hem bezoeken om zijn rechtvaardige vergelding op te leggen.

Laat daarom alle christenen het zowel bindend als goed beschouwen om de woorden van dit Verdrag na te leven, tot het moment dat God (anders) beslist.

In de getuigenis die is bijgevoegd, de handtekening in aanwezigheid van de Geestelijken en de Heren van de Natie, de Heilig, de Grote Profeet, Mohammed, vastgesteld, overeenkomstig het voorgaande Verdrag.

God is Almachtig en Heer van Allen!

Als bevel van de Grote Profeet Mohammed, de Uitverkozene van de Heer, (moge de zegeningen en vrede van God met hem en zijn familie zijn!), werd dit verdrag neergeschreven op de Maandag na de eerste vier maanden van het vierde jaar na de Hijra.

Hoofdstuk 3

Het verdrag van de Profeet Mohammed met de Christenen van Najran

[Door de Profeet Mohammed]

[Aanhef]

In de naam van God, de Barmhartige, de meest Genadevolle,

Een verdrag van bescherming, verleend door God en Zijn Boodschapper aan de Mensen van het Boek, de christenen, die behoren tot de religie van Najran en andere christelijke stromingen.

Het werd geschreven door Mohammed, de Boodschapper van God, aan de gehele mensheid, als garantie op bescherming door God en Zijn Boodschapper, en hij heeft het bindend gemaakt voor de moslims die na hem komen. Dezen moeten hier zich bewust van zijn, het (Verdrag) erkennen als authentiek, erin geloven, en het behouden in hun voordeel.

Het is verboden voor elk mens, of het nou een gouverneur of iemand met autoriteit is, om het (Verdrag) in te trekken of te schenden.

De Gelovigen (moslims) moeten hen (de christenen) geen andere condities opleggen buiten die in dit document genoemd worden.

Hij die het bewaart, het respecteert en zich houdt aan de voorschriften die erin staan, zal zijn verplichting hebben vervuld en heeft zich aan het Verdrag van de Boodschapper van God gehouden.

Degene daarentegen die het verbreekt, ertegen is of het verandert, zal een straf boven zijn hoofd hebben hangen omdat hij het Verdrag van God verbroken heeft, zijn religie verbroken heeft, tegengestribbeld heeft tegen Zijn Autoriteit en tegen de wil van de Boodschapper is ingegaan. Hij zal dus een bedrieger zijn in de ogen van God.

Omdat bescherming in God’s religie verplicht is, is het verbond bevestigd. Wie zich niet aan dit convenant houdt, heeft heilige verplichtingen geschonden. En degene die zijn heilige verplichtingen schendt, is ontrouw en zal door God en door alle oprechte gelovigen worden afgewezen.

De reden waarom christenen waardig gevonden worden om dit Verdrag met de bescherming van God, Zijn Boodschapper en de Gelovigen mee aan te gaan, is omdat het een recht is dat zij verdiend hebben. Elke moslim is gebonden dit Verdrag van kracht te laten zijn, opgesteld in hun voordeel door de mensen van deze Religie. Elke moslim is verplicht het te respecteren, het te behouden, het voortdurend te beschermen en ernaar te leven.

Voorwaar, de mensen die de oude religies en de oude boeken gevolgd hebben, hebben vijandigheid ten opzichte van God en Zijn boodschapper getoond en verafschuwden hen door het ontkennen van de missie van de Profeet die God, de Allerhoogste, duidelijk heeft verkondigd in zijn boek. Dit toont de gebrokenheid van hun borsten (harten), de slechtheid van hun intenties, en de hardheid van hun hart. Zijzelf hebben de last van de misdaad die ze droegen bereid, terwijl zij hetgeen God wilde opleggen verborgen hielden, door te verbergen in plaats van te verkondigen en door te ontkennen in plaats van te getuigen.

Deze mensen handelden in strijd met de verplichting die hen werd opgelegd, hebben deze niet in acht genomen zoals ze zouden moeten hebben, volgden niet de duidelijk gemarkeerde paden. Zij zijn slechts overeengekomen om hun vijandigheid ten opzichte van God en Zijn boodschapper te laten zien, om hen aan te vallen, en om mensen door middel van bedrog en valse argumenten te overtuigen, dat God hem niet zou kunnen hebben gezonden om de mensheid te verkondigen, om te prediken, en tot God op te roepen met Zijn toestemming, een stralende lamp te zijn, en het Paradijs te beloven aan degenen die hem gehoorzamen en het vuur te voorspellen voor degenen die hem ongehoorzaam.

Zij hebben de grenzen van oppositie overschreden door anderen aan te zetten tot dat wat zij zelf nooit zouden durven te doen; de Openbaring te negeren, zijn missie te ontkennen en hem door middel van sluwheid proberen te laten bezwijken in valkuilen.

Zij vielen de Profeet van God aan en besloten hem te vermoorden. Zij stelden opnieuw de partij van de polytheisten (veelgodenaanbidders) in, van zowel de Quraysh-stam als anderen, om hem te bevechten, zijn doctrine te betwisten, tegen te werken en tegen te spreken.

Om deze reden verdienden ze het dat de Alliantie van God en Zijn bescherming hen werd ontnomen. Hun gedrag tijdens de dagen van Hunayn, de gevechten tegen de Bani Qainuqa’, de stam van Qurayda en Nadir, is bekend. Hun leiders gaven steun aan de inwoners van Mekka, de vijanden van God, tegen de Boodschapper van God, en steunde hen door middel van troepen en wapens, tegen de Profeet, uit haat voor de Gelovigen.

De Christenen daarentegen weigerden om oorlog tegen God en Zijn Boodschapper te voeren. God heeft ook verklaard dat hun goedheid jegens de volgers van deze religie en hun affectie voor moslims oprecht waren.

Hiernaast zijn andere woorden van lof; hetgeen God hen heeft geschonken in Zijn Boek en Zijn Openbaringen. Na overtuigd te zijn van de hardheid van de harten van de Joden[3], herkent Hij (wel) de neiging en affectie naar de Gelovigen (moslims) van hen (de christenen):

Zeker zal je ervaren, zei Hij, dat de meest gewelddadige mensen in vijandigheid tegenover zij die geloven de joden (zijn) en de polytheisten. En zeker zal je ervaren dat degenen die het meest vriendschappelijk bij degenen die gelovig zijn staan, degenen zijn die zeggen: “wij zijn christenen”. Dit komt doordat er priesters en monniken onder hen zijn en omdat zij zich niet trots (hoogmoedig) gedragen. En wanneer zij horen wat er geopenbaard is aan de Boodschapper, zal je zien dat hun ogen vloeien van tranen door de waarheid die zij herkennen. Zij zeggen: ‘Onze Heer, wij geloven, dus schrijf ons met de getuigen (van de Waarheid) op. En waarom zouden wij niet geloven in God en wat neergedaald is van de Waarheid? En we hopen om geaccepteerd te worden door de Heer samen met zij die recht geleid zijn en goed doen.” [5:82-83]

Het is zelfs zo dat sommige Christenen, die het vertrouwen waard waren en die de heilige religie kenden, ons hielpen om de religie te verkondigen en zo God en Zijn Boodschapper hielpen, door deze aan de mensen te verkondigen met Zijn Wil en door hem te helpen zijn missie te vervullen.

De Sayyid[4] (meneer), ‘Abdu Yashu‘, Ibn Hijrah, Ibrahim de monnik en ‘Isa de Bisschop kwamen mij bezoeken, vergezeld door veertig ruiters van Najran en met anderen die zoals zij het Christelijke geloof belijden in de Arabische landen alsook onbekende landen. Ik informeerde hen over mijn missie en vroeg hen om hulp om deze kracht bij te zetten, het te verkondigen en te helpen.

En omdat de zaak van God duidelijk bleek voor hen, zijn ze niet op hun schreden teruggekeerd noch hebben zij (ons) de rug toegekeerd. Integendeel, ze kwamen dichterbij, bleven standvastig, hebben ingestemd, bijgestaan, bevestigd, en maakten gulle beloften, gaven goede adviezen en verzekerden mij door middel van eden en verbonden dat ze de waarheid die ik bracht zouden steunen en dat zij degenen zouden afweren die haar weigeren en tegenspreken.

Nadat ze zich weer bij hun geloofsgenoten gevoegd hadden, hebben zij hun verbond niet verbroken, noch zijn ze van mening veranderd.

Integendeel, ze zijn nagekomen wat ze mij hadden beloofd toen ze me verlieten. Ik leerde tot mijn grote genoegen dat ze hun toewijding bewezen – verenigd om oorlog tegen de joden te voeren – en dat ze tot een verstandhouding met de mensen van de roeping waren gekomen, om de zaak van God openbaar te maken, te steunen, en diens apostelen te verdedigen. En zij hadden de bewijzen waar de joden zich op beriepen om mijn missie en woorden te ontkennen en te belemmeren, ontmaskerd. De christenen hebben getracht om mijn handelen te ondersteunen en voerden oorlog tegen degenen die mijn leer haatten en die haar wilden weerleggen, wijzigen, verwerpen, veranderen en ten gronde richten.

Alle Arabische leiders, alle toonaangevende moslims, en alle mensen van de Roeping uit de hele wereld stuurden mij brieven waarin ze de voorliefde van de christenen voor mijn zaak beschreven, hun ijver om de invallen die langs de versterkte grenzen van hun regio waren gemaakt terug te duwen, en hun vastberadenheid om het verdrag dat zij met mij overeen waren gekomen toen ze mij ontmoetten en dat ik hen toegekend heb, in acht te houden. Want echt, de bisschoppen en de monniken lieten een onwrikbare loyaliteit in hun verbinding aan mijn zaak en de toewijding van hun persoon zien om de verspreiding van mijn missie te bevestigen en ondersteunen.

Ik wil dat mijn missie verspreid wordt. Ik vraag hen om de handen ineen te slaan om dit doel te ondersteunen, tegen degenen die ontkennen en sommige aspecten van mijn religie afwijzen, degenen die haar willen vernietigen en kapotmaken door hen (de moslims) te beschuldigen en hen te misbruiken. Zij handelden volgens mijn instructies en vernederden hen. Ze werkten zo hard om ze tot getuigenis van de Waarheid van de Islam te brengen, om gehoor te geven aan de oproep van God, door wil of met kracht, waardoor hen toegestaan werd om als overwonnen mensen (in de islam) te treden. De christenen handelden op deze manier om de verdragen die tussen hen en mij gesloten waren na te leven, opdat zij niet de verplichtingen zouden nalaten waaraan zij zich tijdens hun bijeenkomst met mij had verbonden en door een geest van ijver om mijn doel te ondersteunen en om mijn missie bekend te maken.

Ze waren anders in hun trouwe toewijding dan de joden, de Qurayshieten en de andere polytheïsten. Zij toonden geen verlangen naar wereldse winst, iets dat de joden zochten en verlangden door de praktijk van rente, op zoek naar geld, en (daarmee) de wet van God voor een geringe prijs verkopend. Wee degenen die voor een dergelijke winst werken. Wee hen die werken voor een dergelijke winst, wee hen voor wat ze schrijven, en wee hen voor wat ze door dergelijke middelen krijgen.

Op die manier verdienen de joden en de polytheïsten van de Quraysh, samen met anderen, het te worden behandeld als de vijanden van God en Zijn boodschapper als gevolg van hun verraderlijke plannen, hun vijandschap, de plots die ze (tegen mij) bedachten, en de felle, periodieke oorlog die ze gevoerd hebben ter ondersteuning van mijn vijanden. Zo zijn ze de vijanden van God, Zijn Boodschapper en de goede Gelovigen geworden.

Maar de Christenen gedroegen zich op een geheel tegenovergestelde manier. Ze respecteerden mijn alliantie. Ze erkenden mijn rechten. Ze voldeden aan de belofte die zij tijdens onze ontmoeting hadden gemaakt. Ze hielpen de luitenants die ik naar de grenzen had gestuurd. Ze verdienden mijn bezorgdheid en mijn genegenheid door aan de verplichtingen te voldoen die ik spontaan met hen had afgesproken in de naam van alle moslims, van oost naar west, (ze verdienen) mijn bescherming tijdens mijn leven en na mijn wegvallen, wanneer God mij zal laten sterven. Zolang de islam verspreid wordt en mijn ware missie en het Geloof zullen groeien, zal dit verbond verplicht zijn voor alle gelovigen en moslims. Zolang het water de oceaanbodem vult, er regen uit de hemel valt, de aarde planten produceert, de sterren schitteren aan de hemel, en de dageraad aan de reiziger verschijnt, zal het voor niemand toegestaan zijn dit verdrag te breken, te veranderen, iets toe te voegen of te verwijderen, want dergelijke toevoegingen maken inbreuk op mijn verbond en (wanneer het) verzwegen (wordt) verzwakt (dat) mijn bescherming.

Dit verbond, waar ik mijzelf aan wens te schikken, bindt mij. Iedereen uit mijn ummah (gemeenschap), die na mij dit verdrag van God, Geprezen en Verheven is Hij, verbreekt, zal het bewijs van God tegen hem krijgen, en God is voldoende als Getuige.

Wat mij drijft om op deze manier te handelen, is dat drie mensen (van Sayyid Ghassani) mij vroegen om een document dat zou fungeren als een veilige haven, een verdrag dat hun trouw erkent, hun beloften richting de moslims, een verdrag dat ik vrijwillig met hen gesloten heb.

Ik wilde dat de details van de alliantie bekrachtigd werden in de ogen van degenen die mijn pad volgen in alle Arabische regio’s, zodat ik en zij die van mijn roeping zijn, gebonden zijn om zich te houden aan de verantwoordelijkheid (van dit Verdrag), dat verplicht en onschendbaar is voor alle moslims en gelovigen en aan allen die zich christenen noemen en die een van de verschillende christelijke stromingen volgen.

Daarom heb ik de leiders van de moslims en mijn belangrijkste metgezellen bijeengeroepen (en) borg laten staan om aan de vraag van de christenen te voldoen. Ik bereidde dit document voor, dat de moslims, ongeacht of zij aan de macht zijn of niet, verplicht zijn te behouden van generatie op generatie. Zij zijn verplicht mijn orders uit te voeren om zo de verplichting van loyaliteit en respect voor degenen die dit verbond aan mij gevraagd hebben, na te komen en trouw te zijn aan de verplichtingen die ik heb afgesproken, zodat ze niet wordt verweten ongehoorzaam aan mijn bevel te zijn geweest.

De mensen mogen hen ook geen kwaad aandoen, en moeten zich houden aan het verbond dat ik met hen heb gemaakt, zodat ze samen met mij door de poorten van trouw kunnen gaan, en bijdragen aan het goede dat ik heb gedaan voor degenen die het hebben verdiend door mijn missie te steunen en de ontkenners en de sceptici vertoornden.

(Het Verbond is er) om te voorkomen dat er geen bewijs is aan de kant van hen die het onderwerp van dit verbond zijn, tegen de aanhangers van de islam, voor wanneer dezen tegen de inhoud van dit document in handelen en (de christenen) niet de rechten krijgen die zij van mij hebben verkregen en die ze verdienen te verkrijgen.

Tot slot, dit verbond herinnert [gelovigen] eraan om welwillend te zijn; moedigt het goede aan; beveelt liefdadigheid; doet het kwaad afschrikken; en is het pad van oprechtheid en de weg die leidt tot rechtvaardigheid, als God het wil.

 [Het Verdrag van de Profeet met de Christenen van Najran]

In de naam van God, de meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.

Dit document is verstrekt door Mohammed ibn ‘Abd Allah ibn’ Abd al-Muttalib, de Boodschapper van God voor de hele mensheid, die werd gestuurd om te prediken en te waarschuwen, die het Vertrouwen van God heeft gekregen vanonder Zijn schepselen, zodat de mens geen smoes heeft voor God, na zijn Boodschappers en Openbaring, voor dit Krachtige en Wijze Zijn.

Aan Sayyid Ibn Harith ibn Ka’b, zijn geloofsgenoten, en iedereen die de christelijke godsdienst belijdt, of ze nu in het Oosten of het Westen zijn, in gebieden dichtbij of ver weg, of ze nou Arabieren of buitenlanders zijn, bekend of onbekend.

Dit document, opgesteld in de vorm van een gezaghebbend contract, een authentieke verklaring die vastgesteld is op basis van overeenkomstigheid en gerechtigheid, is een onschendbaar pact.

Wie zich houdt aan deze overeenkomst toont zijn verbinding aan de islam en zal het beste dat de islam te bieden heeft, waardig zijn. Aan de andere kant geldt dat iedereen die haar vernietigt, het pact dat zij bevat verbreekt, verandert, ongehoorzaam aan mijn geboden is; hij schendt het pact van God, overschrijdt Zijn Bondgenootschap, en veracht Zijn Verdrag. Diegene zal zijn vervloeking verdienen, ongeacht of hij een soevereine autoriteit is of iemand anders.

Ik verbind mijzelf aan een bondgenootschap en maak een belofte aan hen in opdracht van God en ik plaats ze onder de bescherming van Zijn Profeten, Zijn Uitverkorenen, Zijn Heiligen, de moslims en de gelovigen, de eerste van hen en de laatste van hen. Dat is mijn bondgenootschap en overeenkomst met hen.

Ik verkondig nogmaals de verplichtingen die God heeft opgelegd, om Hem te gehoorzamen, aan de kinderen van Israël; om Zijn Wet te volgen, en Zijn Goddelijk Bondgenootschap te respecteren. Hierbij verklaar ik dat mijn ruiters, mijn soldaten te voet, mijn legers, mijn middelen en mijn moslimpartizanen de christenen beschermen waar zij zich ook bevinden, of ze nou de landen bewonen die tegen mijn imperium aangrenzen, in elke regio, in de buurt of ver weg, in tijden van vrede alsook in tijden van oorlog.

Ik committeer mijzelf eraan om hen te ondersteunen, om hun mensen onder mijn bescherming te brengen, evenals hun kerken, kapellen, preekstoelen, de kloosters van de monniken, de woningen van hun kluizenaars, ongeacht waar deze gevonden worden, of ze nu in de bergen of de valleien zijn, grotten of bewoonde gebieden, in de vlakte of in de woestijn.

Ik zal hun religie en hun kerk beschermen, waar ze ook gevonden worden, zij het op aarde of op zee, in het Westen of in het Oosten, met de grootst mogelijke waakzaamheid van mijn kant, (met) de mensen van mijn huis en de moslims als geheel.

Ik breng hen onder mijn bescherming. Ik maak een overeenkomst met hen. Ik committeer mezelf eraan om hen te beschermen van elk kwaad en elke schade; ik stel hen vrij van eventuele vorderingen of zware verplichtingen en bescherm ze eigenhandig door middel van mijn assistenten, mijn volgers en mijn volk tegen elke vijand, die mij en hen als doelwit heeft.

De autoriteit hebbende over hen, moet ik over hen regeren en hen beschermen tegen alle schade en ervoor zorgen dat hen niets gebeurt dat niet bij mij en mijn metgezellen gebeurt, die samen met mij de zaak van de islam verdedigen.

Ik verbied elke veroveraar van het geloof om over hen te heersen tijdens hun invasies of om hen te verplichten belasting te betalen, tenzij ze gewillig toestemmen. Nooit mag een christen worden onderworpen aan tirannie en onderdrukking in deze kwestie.

Het is niet toegestaan om een bisschop van zijn bisdom te verwijderen, een monnik van zijn monastiek leven, of een kluizenaar van zijn roeping als kluizenaar. Ook is het niet toegestaan om iets van hun kerken te vernietigen, of om onderdelen van hun gebouwen te grijpen om moskeeën of huizen van moslims te bouwen. Wie zoiets doet, heeft het pact van God geschonden, is ongehoorzaam aan Zijn Boodschapper geweest en (hem) is het Goddelijke Bondgenootschap vreemd geworden.

Het is niet toegestaan om een persoonsbelasting of enige vorm van belasting aan de monniken of bisschoppen op te leggen, noch aan iemand die door toewijding wollen kleding draagt of alleen in de bergen of in andere regio’s woont, afgezonderd van ‘de bewoonde wereld’.

Laat er een maximum van vier dirhams per jaar aan alle andere christenen, die geen geestelijken, monniken of kluizenaars zijn, opgelegd worden. Of ze moeten voorzien in een outfit van gestript materiaal of in een geborduurde tulband uit Jemen. Dit is om de moslims te helpen en bij te dragen aan de groei van de publieke schatkist. Als de kleding moeilijk is voor hen (om in te voorzien), dan moeten ze hetzelfde bedrag betalen, als ze gewillig instemmen.

Moge de persoonsbelasting van de christenen die inkomsten hebben, die land bezitten, die zich bezighouden met een aanzienlijke hoeveelheid van de handel over land of over zee, die mijnen edelstenen, goud en zilver hebben, die rijk zijn, in totaal niet meer dan twaalf dirhams per jaar zijn, zolang ze burgers zijn van deze landen en daar wonen.

Niets vergelijkbaars kan worden geëist van de reizigers die geen inwoner van het land zijn, of van wie het land waar ze wonen onbekend is.

Er mag geen landbelasting met persoonsbelasting zijn voor mensen buiten degenen die grond bezitten, zoals bij de andere bewoners van geërfde eigenschappen waarover de heerser een recht heeft. Zij zullen (land)belasting betalen terwijl anderen ze zonder betalen, zodat de kosten (niet) ten onrechte boven de maat van hun middelen (zijn). Zoals voor arbeidskrachten die door eigenaren bekostigd worden om deze gebieden te verbouwen, om ze vruchtbaar te maken en ervan te oogsten – zij mogen niet overmatig worden belast. Laat ze op dezelfde manier betalen als aan andere vergelijkbare schatplichtigen werd opgelegd.

De mannen die tot ons bondgenootschap behoren zullen niet worden verplicht om oorlog te voeren met de moslims om hun vijanden (van de moslims) te bestrijden, om hen aan te vallen, en om ze te grijpen. Inderdaad, de leden van de alliantie zullen niet aan oorlog meedoen. Het is juist om hen van deze verplichting te onthouden dat dit verbond is verleend aan hen, alsook om hen te verzekeren van de hulp en bescherming van de kant van de moslims. Geen christen wordt gedwongen om goederen aan een moslim te verlenen, in de vorm van geld, wapens, of paarden, in geval van een oorlog waarin de gelovigen hun vijanden aanvallen, tenzij zij vrijwillig aan de zaak bijdragen. Wie dat doet, en spontaan bijdraagt, zal geprezen worden, een beloning krijgen, en dankbaarheid ontvangen, en zijn hulp zal niet worden vergeten.

Geen christen zal met geweld moslim worden gemaakt: “En redetwist niet met de mensen van het Boek, behalve op de beste manier” [29:46]. Zij moeten met de mantel van barmhartigheid worden bedekt. Weerhoudt elke schade die hen kan bereiken, waar ze zich ook bevinden en in welk land ze ook zijn.

Als een christen op het punt staat een misdrijf of een overtreding te begaan, moeten de moslims hem voorzien in hulp, verdediging en bescherming. Ze moeten zijn overtreding vergeven en zijn slachtoffer aanmoedigen om zich met hem te verzoenen, hem aansporen tot vergeving, of om in ruil compensatie te ontvangen. De moslims moeten de christenen niet in de steek laten, hen verwaarlozen en ze zonder en bijstand laten, omdat ik dit verdrag in opdracht van God met hen heb gemaakt, om zeker te stellen dat al het goede dat moslims overkomt ook hen overkomt en het slechte dat moslims overkomt ook hen overkomt. In alle deugdelijkheid van dit verdrag hebben zij het onschendbare recht verkregen te genieten van onze bescherming, te worden beschermd tegen elke schending van hun rechten, zodat ze verbonden zijn aan de moslims, zowel in goede als in slecht tijden.

Christenen mogen niet worden blootgesteld aan lijden, door misbruik, in het geval van een huwelijk dat ze niet willen. Moslims mogen geen christelijke meisjes trouwen tegen de wil van hun ouders in, noch mogen zij hun families onderdrukken in het geval dat ze hun aanbod van verloving en huwelijk weigeren. Dergelijke huwelijken mogen niet plaatsvinden zonder hun wil en instemming en zonder hun goedkeuring en toestemming.

Als een moslim met een christelijke vrouw trouwt, moet hij haar christelijke geloof respecteren. Hij zal haar de vrijheid geven om naar haar [geestelijke] leiders te luisteren als ze dat wil en om het pad van haar eigen religie te volgen. Wie ondanks dit bevel zijn vrouw dwingt om in welk aspect dan ook tegen haar religie in te handelen, heeft het verbond van God gebroken en rebelleert openlijk tegen het verdrag van Zijn Boodschapper en God zal hem tot de bedriegers rekenen.

Als de christenen jou benaderen en hulp en bijstand van de moslims vragen om hun kerken en hun kloosters te repareren of om zaken te regelen die betrekking hebben op hun zaken en religie, moeten zij hen helpen en ondersteunen. Zij mogen dit echter niet doen met als doel het ontvangen van een beloning. Integendeel, ze moeten het (slechts) doen om die religie te herstellen, als trouw aan het pact van de Boodschapper van God, door zuiver vrijgevigheid, en als een verdienstelijke daad voor God en Zijn Boodschapper.

Op het gebied van oorlog tussen hen en hun vijanden, zullen de moslims geen christen in dienst nemen als een boodschapper, scout, gids, spion of voor een andere oorlogstaak. Wie één van hen verplicht om zoiets te doen zal de rechten van God schade aandoen, zal een rebel tegen Zijn Boodschapper zijn, en zal zichzelf uit Zijn Bondgenootschap werpen. Niets is toegestaan aan een moslim [met betrekking tot de christenen] buiten het naleven van deze bevelen om, waarin Mohammed ibn ‘Abd Allah, de boodschapper van God, ten gunste van de religie van de Christenen heeft gehandeld.

Hij heeft ook voorwaarden gesteld [aan de christenen] en ik eis dat ze beloven om ze te vervullen en ze te voldoen zoals hun religie beveelt. Daaronder valt onder andere dat niemand fungeert als een verkenner, spion, hetzij openlijk of heimelijk, namens een vijand van de oorlog tegen een moslim. Geen van hen zal onderdak aan de vijanden van de moslims geven in hun huis, van waaruit ze het moment kunnen afwachten om aan te vallen. Mogen het aan deze vijanden [van de moslims] nooit worden toegestaan ​​om te stoppen in hun gebied, zij het in hun dorpen, hun kerken, of op een andere plaats van hun geloofsgenoten. Zij mogen geen enkele steun aan de oorlogsvijanden van de moslims geven door ze in wapens, paarden, mensen, of iets anders te voorzien, noch mogen ze hen goed behandelen. Zij moeten drie dagen en drie nachten elke moslim herbergen die bij hen stopt, inclusief hun dieren. Ze moeten hen hetzelfde voedsel bieden waarvan zijzelf leven, ongeacht waar ze zich bevinden en waar ze naartoe gaan. Echter zonder vervelende of zware lasten te verduren.

Als het voor een moslim nodig is om zich te verbergen in een van hun huizen of kerken, moeten ze hem gastvrijheid verlenen, hem hulp bieden, en hem van hun eten voorzien gedurende de hele tijd dat hij onder hen is. (Ze moeten) alles in het werk stellen om hem verborgen te houden en om te voorkomen dat de vijand hem vindt, (en) ondertussen (moeten zij) in al zijn behoeften voorzien.

Degene die hiermee in strijd handelt of de besluiten van dit contract verandert, zal buiten het Bondgenootschap tussen God en Zijn boodschapper worden gezet.

Moge iedereen zich houden aan de verdragen en bondgenootschappen die zijn aangegaan met de monniken die ik zelf heb gecontracteerd, en aan elke andere verplichting die elke profeet aan zijn volk heeft gemaakt, om hen te verzekeren van beveiliging en trouwe bescherming en om hen te dienen als een waarborg.

Dit mag niet worden geschonden of gewijzigd, tot het uur van de Opstanding, als God het wil.

Dit document door Mohammed ibn ‘Abd Allah, bevestigt het verbond met de christenen dat de voorwaarden bevat die opgelegd zijn aan de laatstgenoemden. Daarvan zijn getuige:

‘Atiq ibn Abi Quhafah; ‘Umar ibn al-Khattab; ‘Uthman ibn ‘Affan; ‘Ali ibn Abi Talib; Abu Dharr; Abu al-Darda’; Abu Hurayrah; ‘Abd Allah ibn Mas‘ud; al-‘Abbas ibn ‘Abd al-Muttalib; al-Fadl ibn al-‘Abbas; al-Zubayr ibn al-‘Awwam; Talhah ibn ‘Ubayd Allah; Sa‘d ibn Mu‘adh; Sa‘d ibn ‘Ubadah; Thumamah ibn Qays; Zayd ibn Thabit and his son ‘Abd Allah; Hurqus ibn Zuhayr; Zayd ibn Arqam; Usamah ibn Zayd; ‘Uthman ibn Mazun ‘Ammar; Mus‘ab ibn al-Zubayr ibn Jubayr; Abu al-‘Aliyyah; ‘Abd Allah ibn ‘Amr ibn al-‘As; Abu Hudhayfah; Ka‘b ibn Malik; Hassan ibn Thabit; Ja‘far ibn Abi Talib;

[Geschreven door Mu‘awiyyah ibn Abi Sufyan]

Hoofdstuk 4

Het verdrag van de Profeet Mohammed met de Christenen van de Wereld

(Berg Carmel Manuscript)

[Door de Profeet Mohammed]

 [In de naam van God, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.]

Het werd geschreven door Mohammed, de Boodschapper van God, de verkondiger en waarschuwer, aan alle mensen, dat (Mohammed] aanspraak heeft gemaakt op de bescherming van God met betrekking tot de waarheid, en als een bewijs van God voor de christelijke religie in het oostelijke land en in het westen, Arabisch en niet-Arabisch, dichtbij of ver weg, bekend en onbekend.

Dit document, dat voor hen klaargemaakt is, bevat een gezaghebbend verdrag, een welbekend certificaat en een testament van hem, dat gerespecteerd en beschermd moet worden.

Wie houdt van de islam, houdt zich eraan, en wie het verbond dat dit testament bevat verbreekt, en hij overtreedt het onder de niet-moslims, en wie tegen wat ik bevolen heb in gaat, heeft het verbond van God overtreden, ontkent de Eed van God en heeft Zijn Bescherming geminacht, of hij nou een sultan of iemand anders onder de gelovigen en de moslims is.

Ik beloof om allianties en beloften te maken met degenen die ze van mij en van al mijn moslimgezinnen vragen. Ik geef hen het Verbond van God en Zijn belofte en ik zet ze onder de bescherming van Zijn profeten, Zijn boodschappers, Zijn Elect, Zijn heiligen, (onder de bescherming) van de moslims en de gelovigen onder de eerste van hen en de laatste van hen. En mijn bescherming middels mijn pact is het meest solide verbond dat God een gezonden profeet heeft gegeven of een engel [of soevereine] die nabij gekomen is heeft gegeven. (Het pact heeft namelijk) het recht om gehoorzaamheid te eisen, de verplichtingen op te dragen, en heeft het respect van God.

Ik verlang van mijzelf om allianties aan te gaan met en beloften te doen aan degenen die mij daarvoor benaderen (vragen) en met al mijn families onder de moslims om hen het Verbond van God en Zijn Belofte te geven en ik geef hen een positie met de bescherming van Zijn Profeten, Zijn Boodschappers, Zijn Uitverkozenen, Zijn Heiligen, voor de moslims en de gelovigen, onder de eerste van hen en de laatste van hen. En mijn bescherming en mijn pact zijn de meest solide verbonden die God aan een gezonden Profeet gegeven heeft of aan een engel die nabijgekomen was. (Het pact heeft namelijk) het recht om gehoorzaamheid te eisen, de verplichtingen op te dragen, en heeft het respect van God.

Ik bescherm hun rechters binnen mijn versterkte landsgrenzen met mijn paarden en mijn mankrachten, mijn helpers, en mijn volgelingen, vanuit de gelovigen, uit elke regio van de regio’s van de vijand, of ze ver weg of dichtbij zijn, of het nu vrede of oorlog is, ik stel hen veilig. Ik geef de beveiliging aan hun kerken, hun bedevaartplaatsen waar ze ook zijn en waar ze ook kunnen worden gevonden, of ze nu in de bergen of in de valleien zijn, in de grotten of de bewoonde gebieden, in de vlakte of in de woestijn, of in gebouwen. En ik bescherm hun religie en hun eigendommen, waar ze ook zijn en waar ze kunnen worden gevonden in het land of op zee, in het Oosten en het Westen, op dezelfde manier waarop ik mijzelf bescherm, mijn opvolgers, en de mensen van mijn gemeenschap onder de gelovigen en de moslims.

Ik plaats ze onder mijn bescherming tegen elke schade of kwaad en stel ze vrij van eventuele vorderingen of zware verplichtingen. Ik sta achter hen, beschermen hen (zoals) mijzelf, door middel van mijn volgelingen, mijn helpers, en de leden van mijn religieuze gemeenschap.

Autoriteit hebbende over hen, moet ik over hen regeren, hen beschermen tegen alle schade en zekerstellen dat hen geen kwaad overkomt dat (ook) niet mij of mijn metgezellen overkomt. (De metgezellen) die samen met mij deze toegeschreven autoriteit beschermen.

Ik bescherm hen tegen schade door het voorzien (van vrijstelling), zoals opgedragen aan de mensen van het pact, van de lening en de accijns voor het land, behalve wat ze zelf toestemmen te geven. Ze moeten niet gedwongen worden in deze zaak.

Het is niet toegestaan om een bisschop van zijn bisdom te verwijderen of een christen van zijn Christendom, een monnik uit zijn monastieke leven of een pelgrim van zijn pelgrimstocht (te weerhouden) of een kluizenaar uit zijn toren te verwijderen. Ook mag geen enkel (onder)deel van hun kerken worden vernietigd, om delen van hun gebouwen te nemen om (daarmee) moskeeën of de huizen van moslims te bouwen. Wie zoiets doet, zal het pact van God geschonden hebben, Zijn Boodschapper ongehoorzaamd hebben, en de Goddelijke Alliantie verraden hebben.

Het is niet toegestaan een persoonsbelasting of wat voor een belasting dan ook op te leggen aan monniken of bisschoppen, alleen (mag ontvangen worden) wat zij bereid zijn vrijwillig te geven.

De persoonsbelasting aan de bezitters van grote bedrijven, en zij die mijnen van waardevolle stenen exploiteren, goud en zilver, en zij die rijk zijn, en machtig, onder hen die het Christendom belijden, mogen niet meer dan twaalf dirham per jaar (betalen), zo lang zij inwoners en geen reizigers van deze landen zijn.

De reiziger, of die inwoners wiens woning onbekend is, is niet verplicht landbelasting of persoonsbelasting te betalen, tenzij hij land geërfd heeft waarover de heerser een geldrecht heeft. Hij moet geld betalen zoals anderen, zonder dat de kosten ten onrechte boven de maat van de middelen komen.

De arbeidskrachten die door eigenaren gefinancierd worden om die gebieden te bebouwen, vruchtbaar te maken en deze te oogsten, mogen niet overmatig worden belast. Laat ze op dezelfde manier betalen als aan andere vergelijkbare schatplichtigen werd opgelegd.

De vrije niet-moslims die bescherming van de moslim genieten, zullen niet verplicht worden om met de moslims aan de oorlog deel te nemen om hun vijanden te bestrijden, om hen aan te vallen of om ze te pakken te krijgen. Inderdaad, zulke vrije niet-moslims zullen zich niet samen met de moslims in de oorlog mengen. Het is juist om hen vrij te stellen van deze verplichting dat dit pact is verleend aan hen, en ook om hen te verzekeren van de hulp en bescherming van de kant van de moslims. Hen zal niet verplicht gesteld worden om op pad te gaan met de moslims om hun vijanden te ‘ontmoeten’, noch wordt hen gedwongen om hun paarden of hun wapens te geven, tenzij zij vrijwillig een bijdrage leveren aan de zaak. Wie dat doet, zal worden erkend voor zijn daad.

Geen christen zal met dwang moslim gemaakt worden: En redetwist niet met de mensen van het Boek, behalve op de beste manier [29:46]. Zij moeten worden bedekt door de mantel van barmhartigheid. Weer elke schade af die hen kan bereiken, waar ze zich ook bevinden en in welk land ze ook kunnen zijn.

Als een christen op het punt staat een misdrijf of een overtreding te begaan, moeten de moslims hem voorzien in hulp, verdediging, en bescherming. Ze moeten zijn overtreding vergeven en zijn slachtoffer aanmoedigen zich hem hem te verzoenen, hem aansporen om hem te vergeven of op zijn beurt compensatie te ontvangen.

De moslims mogen de christenen niet in de steek laten en hen zonder hulp of bijstand achterlaten, omdat ik dit pact met hen heb gesloten in opdracht van God om ervoor te zorgen dat al het goede wat moslims overkomt, hen ook zou overkomen en dat welk kwaad de moslims overkomt, hen ook overkomt. Op grond van dit pact hebben ze onschendbare rechten verkregen om te genieten van onze bescherming, te worden beschermd tegen elke schending van hun rechten, zodat ze gebonden zijn aan de moslims, zowel in goede als in slechte tijden.

Christenen mogen niet worden onderworpen aan lijden, door misbruik, op het gebied van huwelijken die ze niet willen. Moslims mogen geen christelijke meisjes tegen de wil van hun ouders trouwen, noch mogen zij hun families onderdrukken in het geval dat ze hun aanzoek tot verloving en huwelijk geweigerd hebben. Dergelijke huwelijken mogen niet plaatsvinden zonder hun wens en instemming en zonder hun goedkeuring en toestemming.

Als een moslim met een christelijke vrouw trouwt, moet hij haar christelijke geloof respecteren. Hij zal haar de vrijheid geven om naar haar [geestelijke] leiders te luisteren als ze dat wil en om het pad van haar eigen religie te volgen. Wie ondanks dit bevel zijn vrouw dwingt om in welk aspect dan ook tegen haar religie in te handelen, heeft het verbond van God verbroken en rebelleert openlijk tegen het verdrag van Zijn Boodschapper en God zal hem tot de bedriegers rekenen.

Als de christenen jou benaderen en hulp en bijstand van de moslims vragen om hun kerken en hun kloosters te repareren of om zaken te regelen die betrekking hebben op hun zaken en religie, moeten zij hen helpen en ondersteunen. Zij mogen dit echter niet doen met als doel het ontvangen van een beloning. Integendeel, ze moeten het (slechts) doen om die religie te herstellen, als trouw aan het pact van de Boodschapper van God, door zuiver vrijgevigheid, en als een verdienstelijke daad voor God en Zijn Boodschapper.

Op het gebied van oorlog tussen hen en hun vijanden, zullen de moslims geen christen in dienst nemen als een boodschapper, scout, gids, spion of voor een andere oorlogstaak. Wie één van hen verplicht om zoiets te doen, is een onderdrukker, een rebel tegen de Boodschapper van God en heeft een andere mening over Zijn Testament.

Dit zijn de voorwaarden die Mohammed, de Boodschapper van God, aan de Christelijke gemeenschap gesteld heeft, ten opzichte van hun religie en hun gemeenschap. Zij moeten vasthouden aan dit verdrag en respecteren waarmee zij ingestemd hebben.

Daaronder valt dat niemand fungeert als een verkenner, spion, hetzij openlijk of heimelijk, namens een vijand van de oorlog tegen een moslim. Geen van hen zal onderdak aan de vijanden van de moslims geven in hun huis, van waaruit ze het moment kunnen afwachten om aan te vallen. Mogen het aan deze vijanden [van de moslims] nooit worden toegestaan ​​om te stoppen in hun gebied, zij het in hun dorpen, hun kerken, of op een andere plaats van hun geloofsgenoten. Zij mogen geen enkele steun aan de oorlogsvijanden van de moslims geven door ze in wapens, paarden, mensen, of iets anders te voorzien, noch mogen ze hen goed behandelen. Zij moeten elke moslim die bij hen stopt drie dagen en drie nachten herberg garanderen, inclusief hun dieren. Ze moeten hen hetzelfde voedsel bieden waarvan zijzelf leven, ongeacht waar ze zich bevinden en waar ze naartoe gaan. Echter zonder vervelende of zware lasten te verduren.

Als het voor een moslim nodig is om zich te verbergen in een van hun huizen of kerken, moeten ze hem gastvrijheid verlenen, hem hulp bieden, en hem van hun eten voorzien gedurende de hele tijd dat hij onder hen is. (Ze moeten) alles in het werk stellen om hem verborgen te houden en om te voorkomen dat de vijand hem vindt, (en) ondertussen (moeten zij) in al zijn behoeften voorzien.

Degene die hiermee in strijd handelt of de besluiten van dit contract verandert, zal buiten het Bondgenootschap tussen God en Zijn boodschapper worden gezet.

Moge iedereen zich houden aan de verdragen en bondgenootschappen die zijn aangegaan met koningen, de monniken en de christenen van de Mensen van het Boek, die ik zelf heb gecontracteerd, en aan elke andere verplichting die elke profeet aan zijn volk heeft gemaakt, om hen te verzekeren van beveiliging en trouwe bescherming, en om hen te dienen als een waarborg.

Dit mag niet worden geschonden of gewijzigd, tot het uur van de Opstanding en het einde van de Wereld.

Dit document, dat door Mohammed de Boodschapper van God geschreven is, is voor de Christenen die hem geschreven hadden en hem om dit convenant gevraagd hadden. Daarvan zijn getuige:

Abu Bakr al-Siddiq; ‘Umar ibn al-Khattab; ‘Uthman ibn ‘Affan; ‘Ali ibn Abi Talib; Mu‘awiyyah ibn Abi Sufyan; Abu al-Darda’; Abu Dharr; Abu Hurayrah; ‘Abd Allah ibn Mas‘ud; ‘Abd Allah ibn al-‘Abbas; Hamzah ibn ‘Abd al-Muttalib; Zayd ibn Thabit; ‘Abd Allah ibn Zayd; Harfus ibn Zayd; al-Zubayr ibn al-‘Awwam; Sa‘d ibn Mu‘adh ; Thabit ibn Qays ; Usamah ibn Zayd ; ‘Uthman ibn Mazun ; ‘Abd Allah ibn ‘Amr al-‘As; Abu Rabi‘ah; Hassan ibn Thabit; Ja‘far ibn Abi Talib; al-Fadl ibn al-‘Abbas; Talhah ibn ‘Abd Allah; Sa‘d ibn ‘Ubadah; Zayd ibn Arqam; Sahl ibn Bayda’; Dawud ibn Jubayr; Abu al-‘Aliyyah; Abu Ahrifah; Ibn ‘Usayr; Hashim ibn ‘Asiyyah; Zayd ibn Arqam; ‘Ammar ibn Yasir; Ka‘b ibn Malik; Ka‘b ibn Ka‘b

Mage God tevreden met hen allen zijn!

Opgeschreven door Mu‘awiyyah ibn Abi Sufyan en gedicteerd door de Boodschapper van God op maandag, precies aan het einde van de eerste vier maanden van het vierde jaar van de Hijra in Medina.

God volstaat als Getuige voor de inhoud van dit document.

Alle Lof aan God, de Heer der Werelden!

Hoofdstuk 5

Het verdrag van de Profeet Mohammed met de Christenen van de Wereld

(Cairo manuscript)

[Door de Profeet Mohammed]

In de naam van God, de Schepper, de Levende, De Spreker, de Ene die Voortduurt na de uitdoving van de Schepping.

Dit is een kopie van het verdrag dat geschreven werd door Mohammed ibn ‘Abd Allah ibn ‘Abd al-Muttalib voor alle christenen.

Kopie van het Verdrag

Het is door Mohammed ibn ‘Abd Allah ibn ‘Abd al-Muttalib, de Boodschapper van God, moge God’s vrede en zegeningen met hem zijn, bevolen om dit verdrag op te schrijven, (en is gericht) aan alle christenen en alle monniken, om hen te bewaken en te beschermen, omdat zij God’s vertrouwen in Zijn Scheppingen zijn, zodat het verdrag een bewijs voor hen zal zijn en er zal geen claim[5] tegen God gemaakt worden na (het wegvallen van) de Boodschapper. Hij heeft dit een beveiliging van hem (Mohammed) en een beveiliging voor hen (de christenen) gemaakt met de autoriteit van God, want God is de Almachtige en de Alwijze. Het werd geschreven door de Leeuw en de mensen van Zijn Roeping aan allen die de christelijke religie belijden in de Oostelijke landen en de Westelijke, dichtbij en ver weg, of ze nou Arabieren of niet-Arabieren zijn, bekend of onbekend, als een verbond van hem, een rechtvaardigheid en traditie om te koesteren.

Hij die het nakomt, houdt zich aan zijn islam en is zijn religie waardig. Hij die het verbreekt en het verdrag dat werd bevolen door de Boodschapper van God in gevaar brengt, het verandert en overschrijdt wat er is geboden, heeft het Verbond van God afgewezen, de Eed van God ontkend, veracht zijn religie en verdient Zijn vervloekingen, of hij nou een sultan of iemand anders onder de gelovigen en de moslims is.

Ik begon door mijzelf aan het verdrag te binden, ik verzekerde bondgenootschappen en eden aan hen die deze van mij en mijn gemeenschap vroegen. Ik gaf hen het verbond van God en Zijn Belofte en ik plaatste ze onder de bescherming van Zijn Profeten, Zijn Uitverkorenen, Zijn Vrienden van onder alle gelovigen en de moslims door de tijd heen. Mijn bescherming en mijn veiligheid representeren het meest solide verbond dat God, de Verhevene, een gezonden profeet heeft gegeven, in waarheid om gehoorzaamheid te eisen, verplichtingen te geven en het verbond te respecteren.

Het verbond van God is dat ik hun land en hun kloosters moet beschermen met mijn macht, mijn paarden, mijn mannen, mijn wapens, mijn kracht, en mijn moslimvolgelingen in elke regio, ver weg of dichtbij, en dat ik hun bedrijven moet beschermen. Ik verleen hen veiligheid, hun kerken, hun bedrijven, hun gebedshuizen, de kloosters, de plaatsen van de pelgrims, waar ze gevonden kunnen worden, of ze nu in de bergen of in de valleien zijn, in grotten of bewoonde gebieden, de vlaktes of de woestijn. En ik zal hun gemeenschap, hun geloof en hun religie, waar ze gevonden kunnen worden, in het Oosten of Westen, in de zee of op het land, op dezelfde manier beschermen als dat ik mezelf, mijn entourage en de mensen van mijn moslimgemeenschap bescherm.

Ik plaats ze onder mijn bescherming, mijn veiligheid en mijn vertrouwen op elk moment. Ik verdedig ze tegen elke schade, letsel of vergelding. Ik sta achter hen, bescherm hen tegen elke vijand of iedereen die hen kwaad wil doen. Ik offer mezelf op door middel van (het inzetten van) mijn helpers, mijn volgelingen, en de mensen van mijn gemeenschap, omdat ze mijn roedel en de mensen onder mijn bescherming zijn. Ik breid mijn gezag, mijn zorg, en mijn bescherming over hen uit, tegen alle schade zodat deze hen niet kan bereiken. Geen kwaad zal hen bereiken, tenzij het mijn metgezellen bereikt die [er zijn om] hen te beschermen en Islam te helpen.

Ik verwijder van hen de schade van belastingen en de lening van goederen voor rekening van de mensen van het Pact, behalve wat ze zelf toezeggen te geven. Ze mogen niet worden gedwongen of oneerlijk behandeld worden in deze zaak.

Het is niet toegestaan om een bisschop van zijn bisdom te verwijderen of een christen van zijn Christendom, een monnik uit zijn monastieke leven of een pelgrim van zijn pelgrimstocht (te weerhouden) of een kluizenaar uit zijn toren te verwijderen. Ook mag geen enkel (onder)deel van hun kerken worden vernietigd, om delen van hun gebouwen te nemen om (daarmee) moskeeën of de huizen van moslims te bouwen. Wie doet zoiets zal het pact van God geschonden hebben, Zijn Boodschapper ongehoorzaamd hebben, en de Goddelijke Alliantie verraden hebben.

Het is niet toegestaan een persoonsbelasting of een andere vorm van landpacht op te leggen aan de monniken, bisschoppen of zij die kerkgangers onder hen zijn, zij die vanuit aanbidding wollen kleren dragen of zij die alleen in de bergen leven of in andere gebieden, afgezonderd van menselijke aanwezigheid.

De persoonsbelasting zal toegepast worden op die christenen die geen geestelijken zijn, met uitzondering van de monnik en de pelgrim, voor het bedrag van vier dirhams per jaar of een goedkoop overkleed. Wie geen geld heeft of voedsel om zichzelf te voeden; de Moslims zullen hem helpen met de middelen van het gespaarde uit de schatkist. Mochten zij moeilijkheden vinden in het voorzien van eten, dan zullen de moslims ook helpen, op voorwaarde dat ze gewillig accepteren.

De landsbelasting voor grote bedrijven op land of zee, (voor) parelduikers, mijnwinners van kostbare edelstenen, goud en zilver, of voor hen die rijk zijn onder hen die het christelijke geloof belijden, mag niet boven de twaalf dirhams [fiddah] per jaar uitkomen, zo lang zij burgers zijn en woonachtig zijn in deze landen.

Moge er niets vergelijkbaars geëist worden van de reizigers die geen inwoner van het land zijn, of van zwervers waarvan het land van vestiging onbekend is. Er mag geen onroerend goed belasting van anderen dan degenen die grond bezitten (gevraagd worden) net als de andere bewoners van het land waarover de heerser een recht heeft. Zij zullen belasting betalen net als anderen, zonder dat de kosten ten onrechte boven de maat van de middelen komen. De arbeidskrachten die door de eigenaren gefinancierd worden om die gebieden te bebouwen, vruchtbaar te maken en deze te oogsten, mogen niet overmatig worden belast. Laat ze op dezelfde manier betalen als aan andere vergelijkbare schatplichtigen werd opgelegd.

De mensen onder onze bescherming [ahl al-dhimmah] zullen niet verplicht worden gesteld om met de moslims aan de oorlog deel te nemen om hun vijanden te bestrijden, om hen aan te vallen of om ze te pakken te krijgen. Inderdaad, de mensen onder onze bescherming [ahl al-dhimmah] zullen zich niet mengen in de oorlog. Het is juist om hen vrij te stellen van deze verplichting dat dit pact is verleend aan hen, en ook om hen te verzekeren van de hulp en bescherming van de kant van de moslims. Ze zullen niet gedwongen worden om goederen te leveren aan de moslims, noch hun paarden of hun wapens, ten tijde van een oorlog waarin de moslims hun vijanden aanvallen, tenzij zij vrijwillig een bijdrage leveren aan de zaak.

En wat de moslims (van hen) hebben geleend, (daarvoor) wordt garant gestaan door de [staats]schatkist totdat het aan hen teruggegeven is. Als zij overlijden of beschadigd zijn, zal de schatkist voorzien in compensatie in geldwaarde.

Niemand die het christelijke geloof belijdt, zal gedwongen worden de Islam binnen te gaan (moslim te worden). “En redetwist niet met de mensen van het Boek, behalve op de beste manier” [29:46]. Zij moeten worden bedekt door de mantel van barmhartigheid. Weer elke schade af die hen kan bereiken, waar ze zich ook bevinden en in welk land ze ook kunnen zijn.

Als een christen op het punt staat een misdrijf of een overtreding te begaan, moeten de moslims hem voorzien in hulp, verdediging en bescherming, en zijn straf voor hem betalen. Ze moeten verzoening tussen hem en zijn slachtoffer aanmoedigen, hem helpen of hem besparen.

De moslims mogen hem niet in de steek laten of hem zonder hulp en ondersteuning achterlaten omdat ik hen het Verdrag van God heb toegezegd en dit is bindend voor alle moslims.

Op grond van dit pact hebben ze onschendbare rechten verkregen om van onze bescherming te genieten, te worden beschermd tegen elke schending van hun rechten, en ze mogen niet worden betwist, afgewezen of genegeerd, zodat ze gebonden zijn aan de moslims in goede en slechte tijden.

De Christelijke meisjes mogen niet onderworpen worden aan leed, door misbruik, op het gebied van huwelijken die ze niet willen. Moslims mogen geen christelijke meisjes tegen de wil van hun ouders trouwen, noch mogen zij hun families onderdrukken in het geval dat ze hun aanzoek tot verloving en huwelijk geweigerd hebben. Dergelijke huwelijken mogen niet plaatsvinden zonder hun wens en instemming en zonder hun goedkeuring en toestemming.

Als een moslim met een christelijke vrouw trouwt, moet hij haar christelijke geloof respecteren. Hij zal haar de vrijheid geven om naar haar [geestelijke] leiders te luisteren als ze dat wil en om het pad van haar eigen religie te volgen. Wie ondanks dit bevel zijn vrouw dwingt om in welk aspect dan ook tegen haar religie in te handelen, heeft het verbond van God gebroken en rebelleert openlijk tegen het verdrag van Zijn Boodschapper en God zal hem tot de bedriegers rekenen.

Als de christenen jou benaderen en hulp en bijstand van de moslims vragen om hun kerken en hun kloosters te repareren of om zaken te regelen die betrekking hebben op hun zaken en religie, moeten zij hen helpen en ondersteunen. Zij mogen dit echter niet doen met als doel het ontvangen van een beloning. Integendeel, ze moeten het (slechts) doen om die religie te herstellen, als trouw aan het pact van de Boodschapper van God, door zuiver vrijgevigheid, en als een verdienstelijke daad voor God en Zijn Boodschapper.

Op het gebied van oorlog tussen hen en hun vijanden, zullen de moslims geen christen in dienst nemen als een boodschapper, scout, gids, spion of voor een andere oorlogstaak. Degene die een van hen verplicht om zoiets te doen, is onrechtvaardig ten opzichte van God, ongehoorzaam aan Zijn Boodschapper en zet zich buiten zijn Religie. Niets is toegestaan voor een moslim (tegenover de christenen) buiten het gehoorzamen van deze afspraken die Mohammed ibn ‘Abd God, de Boodschapper van God, heeft gemaakt ten gunste van de religie van de christenen.

Ik stel ook voorwaarden (aan de christenen) en ik vraag hen om deze te beloven, na te komen en te volbrengen, zoals hun religie van hen vraagt. Daaronder valt dat niemand fungeert als een verkenner, spion, hetzij openlijk of heimelijk, namens een vijand van de oorlog tegen een moslim. Geen van hen zal onderdak aan de vijanden van de moslims geven in hun huis, van waaruit ze het moment kunnen afwachten om aan te vallen. Mogen het aan deze vijanden [van de moslims] nooit worden toegestaan ​​om te stoppen in hun gebied, zij het in hun dorpen, hun kerken, of op een andere plaats van hun geloofsgenoten. Zij mogen geen enkele steun aan de oorlogsvijanden van de moslims geven door ze in wapens, paarden, mensen, of in niet-noodzakelijke dingen te voorzien. Ze mogen hen niet ergeren en ze (de regels van het pact) moeten worden gehonoreerd zolang ze volharden in hun religie en ze om het Verdrag geven. Zij moeten elke moslim die bij hen stopt drie dagen en drie nachten herberg garanderen. Ze moeten hen hetzelfde voedsel bieden waarvan zijzelf leven, ongeacht waar ze zich bevinden en waar ze naartoe gaan. Echter, zonder vervelende of zware lasten te verduren.

Als het voor een moslim nodig is om zich te verbergen in een van hun huizen of kerken, moeten ze hem gastvrijheid verlenen, hem hulp bieden, en hem van hun eten voorzien gedurende de hele tijd dat hij onder hen is. (Ze moeten) alles in het werk stellen om hem verborgen te houden en om te voorkomen dat de vijand hem vindt, (en) ondertussen (moeten zij) in al zijn behoeften voorzien.

Degene die hiermee in strijd handelt of de besluiten van dit contract verandert, zal buiten het Bondgenootschap tussen God en Zijn boodschapper worden gezet.

Moge iedereen zich houden aan de verdragen en bondgenootschappen die gesloten zijn met de monniken, die ik zelf heb afgesloten, waar ze ook mogen zijn.

De Boodschapper van God, moge God’s vrede en zegeningen met hem zijn, moet respecteren wat hij heeft toegezegd, op (grond van) zijn autoriteit en voor alle Moslims, om hen te beschermen en barmhartigheid voor hen tot het einde der tijden te hebben, tot het Uur zich aandient en de wereld tot een einde komt.

Degene die zich hierna onrechtvaardig tegenover een (christelijke) beschermeling [dhimmi][6] gedraagt, verbreekt het verdrag en wijst het (daarmee) af. Ik zal zijn vijand zijn op de Dag des Oordeels naast alle moslims.

Als getuigen van dit Verdrag, dat opgesteld is door Mohammed ibn ‘Abd Allah de Boodschapper van God, moge God’s vrede en zegeningen met hem zijn, voor alle Christenen aan wie hij voorwaarden erin gesteld heeft, en voor wie hij het hierop volgende verdrag geschreven heeft, zijn er dertig (getuigen):

Abu Bakr al-Siddiq; ‘Umar ibn al-Khattab; ‘Uthman ibn ‘Affan; ‘Ali ibn Abi Talib; Abu Dharr; Abu al-Darda’; Abu Hurayrah; ‘Abd Allah ibn Mas‘ud; al-‘Abbas ibn ‘Abd al-Malik; al-Fadl ibn al-‘Abbas al-Zahri; Talhah ibn ‘Abd Allah; Sa‘d ibn Mu‘adh; Sa‘d ibn Ubadah; Thabit ibn Qays; Yazid ibn Thalith; ‘Abd Allah ibn Yazid; Farsus ibn Qasim ibn Badr ibn Ibrahim; ‘Ammar ibn Yazid; Sahl ibn Tamim; ‘Abd al-‘Azim ibn al-Najashi; [in een ander handschrift]; ‘Abd al-‘Azim ibn Husayn; ‘Abd Allah ibn ‘Amr ibn al-‘As; ‘Ammar ibn Yasir; Mu‘azim ibn Musa; Hassan ibn Thabit; Abu Hanifah; ‘Ubayd ibn Mansur; Hashim ibn ‘Abd Allah; Abu al-‘Azar; Hisham ibn ‘Abd al-Muttalib

‘Ali ibn Abi Talib, moge God tevreden met hem zijn, schreef dit verdrag (op), en het manuscript werd geschreven op een stuk leer dat niet klein was. Het verbleef onder de Sultan’s autoriteit en werd verzegeld door de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem. Alle lof is aan God.

Dit gezegende boek werd afgerond op de heilige dag maandag, in de laatste maand Ba‘una, de gezegende, in het jaar van onze Meesters, de Martelaren, zij die Puur zijn, de Gelukkigen, de Tevredenen, moge God ons hun bemiddeling schenken en moge hun bemiddeling met ons zijn, Amen!

Dit komt overeen met de 27e van de heilige maand Muharram in het jaar 945 hijrah. Moge God het einde goed maken! Amen!

Dit gezegende boek behoort toe aan de grote ziel, de meester, de leider, de oudere, de geleerde, Sum‘an, de zoon van de bron van grootheid Fadl Allah, moge God zijn ziel in vrede doen laten rusten, bekend als al-Barallusi.

De schrijver van deze woorden is de nederige, vol met fouten en zonden, de broeders die deze woorden lezen vragend om hem in hun gebeden te houden, en de Messias zal hen honderddrieënzestig keer belonen.

Hoofdstuk 6

Het verdag van de Profeet Mohammed met de Assyrische Christenen

[Door de Profeet Mohammed]

God heeft mij in een visioen verteld wat te doen, en ik bevestig Zijn Gebod door het geven van mijn plechtige belofte (om mij) aan deze Overeenkomst te houden.

Tegen de volgers van de Islam zeg ik: voer mijn bevel uit, bescherm en help het christelijke volk in ons land (en) in zijn eigen land.

Laat hun gebedshuizen in vrede; help en steun hun leider en hun priesters wanneer zij hulp nodig hebben, of het nu in de bergen, in de woestijn, op zee of thuis is.

Blijf van al hun bezittingen af, of het nu huizen zijn of ander bezit is, vernietig niets van hun eigendommen. De volgers van de islam zullen niets van deze natie beschadigen of molesteren, omdat de christenen mijn onderdanen zijn, belasting aan mij betalen en de moslims zullen helpen.

Geen bedrag, behalve wat is afgesproken, wordt van hen geïnd. Hun kerkgebouwen worden gelaten zoals ze zijn, ze mogen niet worden veranderd en het is voor hun priesters toegestaan om les te geven en te bidden op hun eigen manier. De Christenen hebben volledige vrijheid van aanbidding in hun kerken en huizen.

Geen van hun kerken mag worden afgebroken, of veranderd worden in een moskee, behalve met de instemming en de vrije wil van de christenen. Als iemand dit bevel niet gehoorzaamt, zullen de toorn van God en Zijn Profeet met hem zijn.

De belasting die de Christenen betalen, wordt gebruikt om de leer van de islam te bevorderen en wordt in de schatkist (Bayt al-Mal[7]) bewaard.

Een gewone man zal één dinar betalen, maar de handelaren, mensen die goud- en zilvermijnen bezitten en zij die rijk zijn, betalen twaalf dinars. Reizigers en mensen die geen huizen of ander vaststaand eigendom hebben zijn niet belastingplichtig. Als iemand vastgoed erft, zal hij een vast bedrag aan de Bayt al-Mal betalen.

Het is voor de christenen niet verplicht om aan de oorlog tegen de vijanden van de islam deel te nemen, maar als een vijand de christenen aanvalt, moeten de moslims hun hulp niet onthouden, maar moeten ze hen paarden en wapens geven, als ze die nodig hebben, en hen beschermen tegen kwaad van buiten en de vrede met hen bewaren. De christenen zijn niet verplicht om moslim te worden, totdat (het) Gods Wil (is dat) zij gelovigen worden.

De moslims zullen christelijke vrouwen niet dwingen om moslim te worden, maar als zij het zelf wenst te omarmen, moeten de moslims vriendelijk jegens hen zijn.

Als een christelijke vrouw getrouwd is met een moslimman en zij wenst geen moslim te worden, heeft zij de vrijheid om in haar eigen kerk te (blijven) bidden op de manier van haar eigen religie en haar man mag haar niet onvriendelijk behandelen vanwege haar religie.

Als iemand dit bevel niet gehoorzaamt, is hij ongehoorzaam aan God en Zijn Profeet en zal hij schuldig zijn aan een grote zonde.

Als de christenen een kerk wensen te bouwen, zullen de moslimburen hen helpen. Dit moet gebeuren omdat de christenen ons gehoorzaamd hebben, naar ons toegekomen zijn en hebben gepleit voor vrede en genade.

Als er onder de christenen een groot en geleerd iemand is, zullen de moslims hem eren en zullen zij niet jaloers op hem zijn vanwege zijn grootheid.

Als iemand onrechtvaardig en onaardig is tegen de christenen, zal hij schuldig zijn aan het ongehoorzamen van de Profeet van God.

De christenen mogen geen vijand van de islam (bij zich) laten schuilen, hem een paard, wapen of andere vorm van hulp geven.

Als een moslim in nood is zal een christen hem drie dagen en nachten onderdak bieden en hem verbergen voor zijn vijanden.

De christenen zullen daarnaast de moslimvrouwen en -kinderen beschermen en hen niet uitleveren aan de vijand of hen aan hen laten zien.

Als de christenen zich niet aan deze voorwaarden houden, hebben zij hun recht op bescherming verloren, en is (daarmee) de overeenkomst nietig geworden.

Dit document moet worden toevertrouwd aan de christelijke leider en in bewaring gelegd worden bij het hoofd van hun kerk.

Handtekeningen:

Abu Bakr Siddiq, ‘Umar ibn al-Khattab, ‘Uthman ibn ‘Affan, ‘Ali ibn Abi Talib, peace be upon him, Mu‘awiyyah ibn Abi Sufyan, Abu Darda’, Abu Dharr, Abu Barah, ‘Abd Allah ibn Mas‘ud, ‘Abd Allah ibn ‘Abbas, Hamzah ibn al-Muttalib, al-Fadl ibn al-‘Abbas, al-Zubayr ibn al-‘Awwam, Talhah ibn ‘Abd Allah, Sa‘d ibn Mu‘adh, Sa‘d ibn ‘Ubadah, Thabit ibn Qays, Yazid ibn Thabit, ‘Abd Allah ibn Yazid, Sahl ibn Sufyaf [or Sifaf], ‘Uthman ibn Mazun, Dawud ibn Jibah, Abu al-‘Aliyyah, ‘Abd Allah ibn ‘Amr ibn al-Qadi, Abu Hudayfah, Ibn ‘Asir, Ibn Rabi‘ah, ‘Ammar ibn Yasir, Hashim ibn ‘Asiyyah, Hassan ibn Thabit, Ka‘b ibn Ka‘b, Ka‘b ibn Malik, Ja‘far ibn Abi Talib

De vrede van God zij met hen allen!

Deze Overeenkomst is neergeschreven door Mu‘awiyyah ibn Abi Sufyan, volgens de dictaten van Mohammed, de Boodschapper van God, vrede en zegeningen zij met hem, in het vierde jaar Hijra in de stad Medina.

Aanbevelingen

“Deze vertelling heeft de kracht in zich om moslim- en christengemeenschappen samen te brengen. Een wetenschappelijk werk en de inhoud is tijdloos en kritisch in het bevorderen van wederzijds respect en religieuze vrijheid.”— IMAM FEISAL ABDUL RAUF, Voorzitter, Cordoba Initiatief

 “In zijn onmiskenbare bijdrage aan de studie van de Abrahamitische religies vertelt John Andrew Morrow het verhaal van hoe de Profeet Muhammad zijn ervaring van gastvrijheid in de woestijn en bescherming bieden gebruikt om moslims en christenen samen te brengen. Morrow citeert de instructies van de Profeet, net zo relevant nu als toen: ‘Met de Mensen van het Boek zal er geen strijd zijn.’ ”— JOSEPH HOBBS, Universiteit van Missouri

“Vandaag realiseren we ons meer dan ooit dat we of moeten leren leven als broers en zussen, of we zullen ten onder gaan als dwazen. Deze brieven van de Profeet Mohammed aan Christelijke gemeenschappen kunnen zowel moslims als christenen inspireren over ons vermogen om te leven als Gods mensen, als vrienden, als buren en als bewaarders van dezelfde kleine planeet.”— OMID SAFI, Universiteit van North Carolina

De Covenanten van de Profeet Mohammed is een handige bron voor allen die geïnteresseerd zijn in de culturele en religieuze geschiedenis van de moslimwereld en de culturele relatie tussen de Islam en het Christendom. Het zal zeer behulpzaam zijn voor het versterken van tolerantie, welwillendheid en een beter begrip tussen de verschillende beschavingen; en het opent nieuwe horizonnen voor verdere studie.”—AIDA GASIMOVA, Baku State Universiteit

“Door moeizame inspanning en veel toewijding geïnvesteerd te hebben in dit baanbrekende werk, zal Professor Morrow er zeker in slagen om de aandacht van de islamstudies-studenten en specialisten te trekken. Sterker nog, het boek is een echte oproep tot het heroverwegen van de relatie tussen de drie geopenbaarde Abrahamitische religies; het christendom, jodendom en de islam. ” -AMAR SELLAM, Mohamed I Universiteit

John Andrew Morrow’s werk, The Covenants of the Prophet Muhammad with the Christians of the World, is intrigerende en betrokken kost.” KAREN LESLIE HERNANDEZ, ON ISLAM

“De lat die met deze verdragen gelegd is lijkt niet alleen progressief voor de tijd van de Profeet, maar blijft vooruitstrevend voor onze eigen tijd.”ANNA MARIA MARTELLI, Italiaans Instituut voor Afrika en de Orient

“Dit boek documenteert wat misschien wel de derde fundamentele bron van de islam is: de verdragen en convenanten van de Profeet met de mensen van de Abrahamitische religies. Dr. Morrow belicht uitzonderlijk belangrijke bevindingen die vreedzame co-existentie tussen joden, christenen en moslims voorschrijven. Het bevat meerdere vertalingen voor de vergelijking van hoe de Profeet en zijn volgelingen de christenen en joden met respect en zorg behandelden. Dit ging veel verder dan louter tolerantie.”— BRIDGET BLOMFIELD, Universiteit van Nebraska

 “Deze convenanten zijn niet alleen historische documenten; het blijven geldige en bindende convenanten voor alle moslims vanaf het moment van hun ontstaan tot aan het einde der tijden. Het werk van Dr. Morrow heeft het islamitische, internationale en publiekrecht belicht en bevordert het verdere wetenschappelijke onderzoek naar deze convenanten.” — HISHAM M. RAMADAN, S.J.D., Kwantlen Polytechnische Universiteit

De Convenanten van de Profeet Mohammed is een actuele, baanbrekende en indringende studie die veel licht werpt op de gedachten en het beleid van de profeet Mohammed.” — MOHAMMED ELKOUCHE, Mohamed I Universiteit

“Dit is een opmerkelijke wetenschappelijke bijdrage: een verzameling van de convenanten van de Profeet Mohammed, die nu op grote schaal beschikbaar is gemaakt. Zij vormen een integraal onderdeel van zijn verhandelingen, vooral omdat zij betrekking hebben op niet-moslims, en vooral christenen.” – MUHAMMAD-REZA FAKHR-ROHANI, Universiteit van Qom

“Dr. Morrow, met zijn beheersing van het klassiek Arabisch en veelzijdige kennis van het islamitisch erfgoed, nodigt alle geleerden die geïnteresseerd zijn in de islam uit om openlijk en onbevreesd na te denken over een religie die dialoog en wederzijds begrip verwelkomd. Zijn boek zou moeten in de boekenkast moeten staan van elke open-minded lezer die de waarheid over de islam nastreeft.”—SAID MENTAK, Mohammed I Universiteit

“John Andrew Morrow heeft met dit boek gedaan wat Martin Luther King Jr. deed met zijn ‘Brief uit de gevangenis van Birmingham’. Hij riep mensen op zich te behoeden voor het afdwalen van waar ze beweerden voor te staan. Hij zegt: ‘Hier zijn de convenanten. Lees ze! Houd ze in Ere, en eer de bedoeling van de Profeet.’”—BARBARA CASTLETON, co-auteur van Arabic, Islam, and the Allah Lexicon

“Een briljant onderzoek!”CRAIG CONSIDINE, Huffington Post

“Doordacht, toegankelijk en wetenschappelijk; De Convenanten van de Profeet Mohammed met de Christenen van de Wereld biedt belangrijke aanwijzingen voor het begrijpen van de islam als een religie die gebaseerd is op idealen als respect en tolerantie.” DAN WILKINSON, PATHEOS

Het covenanten initiatief

Als reactie op de slag van het barbarisme, dat vandaag de dag de wereld in puin legt, hebben geïnteresseerde moslims gekozen voor een bijzondere mogelijkheid om naar aanleiding van de publicatie “The Covenants of the Prophet Muhammad with the Christians of the World” Het Convenanten Initiatief – “The Covenants Initiative” op te zetten. Dit vraagt van alle moslims, Sunnitisch, Shi’itisch en Sufi, van alle jurisprudentiescholen en spirituele richtingen, inclusief academici, geleerden en leken, om hun naam onder de volgende verklaring te zetten:

Wij, ondergetekenden, houden onszelf gebonden door de geest en de letter van de verdragen van de profeet Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem) met de christenen van de wereld, met dien verstande dat deze convenanten, indien aanvaard als rechtmatig, de kracht van wet in de Shari’a hebben en dat niets in de Shari’a, traditioneel en correct geïnterpreteerd, ze ooit heeft tegengesproken. Als mede-slachtoffers van terreur en goddeloosheid, van de geest van het militante secularisme en de valse religiositeit vandaag de dag in het buitenland wereldwijd, begrijpen we uw lijden als christenen door middel van ons lijden als moslims, en krijgen meer inzicht in onze eigen lijden door het overpeinzen van uw lijden. Moge de Meest Genadevolle van de Barmhartige achting nemen van het lijden van de rechtgeleide en de onschuldige; Moge Hij ons versterken, in volledige onderwerping aan Zijn Wil, om de geest en de letter van de convenanten van de profeet Mohammed met de christenen van de wereld te volgen in al onze omgang met hen. In de naam van God, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle. Alle lof zij God, de Liefhebber en de Behouder van de werelden.

We zullen deze verklaring en de aanbevelingen die we ontvangen, tezamen met de kopieën van de The Covenants of the Prophet Muhammad with the Christians of the World, sturen naar de christelijke leiders van het Midden-Oosten, Afrika en andere delen van de wereld. Veel van deze gemeenschappen worden nu serieus bedreigd door “Moslimextremisten”. Gezien de bombardementen en de wrede slachtpartijen gedaan in de naam van de Islam, gedaan in het verleden en -moge God het voorkomen- die eventueel in de toekomst nog gebeuren, kunnen we zeker stellen dat als er ooit een tijd zou zijn waarin moslims iets moesten doen tegen de groeiende identificatie van islamistisch terrorisme met islam, in de ogen van de niet-moslim bevolking van het Westen, nu aangebroken is.

De Islam is aan de verliezende kant in vrijwel elke interactie met de westerse wereld in de afgelopen twee eeuwen, en ligt momenteel onder een meedogenloze aanval, zowel van buitenaf als van binnenuit. Waarom zouden moslims dan publiekelijk aandacht geven aan het lijden van de hedendaagse christenen? Een reden is dat compassie voor lotgenoten, door degene die zelf in grote nood van mededogen is, een krachtige en ridderlijke daad is. Degenen die met eisen komen, drijven juist mensen van zich af; degenen die hun hulp aanbieden, brengen mensen dichter bij elkaar. Het is tijd voor moslims om verder te gaan dan alleen protesteren, door nogmaals te zeggen, “maar we zijn niet allemaal terroristen!” – Een zin die, duidelijk vanuit oprechtheid komt, maar eerder een zelf dienend doel dient voor veel niet-moslims, of het nou wel wordt aangenomen of niet, we moeten een ​​krachtig, pro-actief en publiek standpunt maken ten behoeve van vreedzame christenen die momenteel aangevallen worden door enkele serieus misleide “moslims”. Een standpunt dat juist vanuit de naam van de profeet Mohammed, vrede en zegeningen zij met hem, zelf komt, op basis van nieuw ontdekte documenten die zijn eigen woorden bevatten.

Dit project zal insha’ Allah (Godwillende) drie goede effecten hebben. Op volgorde van belang zijn dat: 1) Als niets anders kunnen we ons voorstellen dat dit de moslims in een positief daglicht zet bij hen die nog steeds in staat zijn tot menselijk gevoel; 2) Het kan misschien een paar levens redden; en 3) Het is waardig om te doen in de ogen van God, volgens Zijn duidelijke Bevel zoals overgedragen door Zijn Profeet Mohammed, vrede en zegeningen zij met hem. Vrede wordt niet gemaakt door het genereren van vreedzame gevoelens of het bijwonen van uitsluitend vreedzame bijeenkomsten. Vrede wordt gemaakt door het tegengaan en aangaan van conflict, daarbij nooit afwijkend van het gedenken van God.

Het is zeldzaam wanneer strategisch voordeel, morele rechtschapenheid, en het Goddelijke Bevel samen gaan om zo richting een bepaalde manier van handelen wijst; zijn wij van mening dat ‘Het Convenanten Initiatief” zo’n richting vertegenwoordigt. Als je een moslim bent, en je bewogen voelt door je eigen geweten na het lezen van de verdragen van de profeet Mohammed met de christenen van de Wereld, en bedenk altijd dat niemand voor jou kan beslissen of jou op enige manier kan dwingen, aangezien er is geen dwang in de godsdienst is; voeg dan jouw naam toe aan dit initiatief: http://www.covenantsoftheprophet.org


[1] Noot van de vertaler: Zodat de mensen niet kunnen zeggen dat zij nooit gewaardschuwd zijn, of geen Openbaring hebben ontvangen en daardoor niet van de Boodschap op de hoogte waren.

[2] Noot van de vertaler: ‘een tiende deel’ was in die tijd een gebruikelijke maat om te vragen voor landpacht of deel van winst van de oogst in ruil voor landgebruik.

[3] Noot van de vertaler: De stammen zoals erboven genoemd zijn.

[4] Noot van de vertaler: Deze ‘Sayyid’ is Al-Sayyid al-Ghassani

[5] Noot van de vertaler: Zodat de mensen niet kunnen zeggen dat zij nooit gewaardschuwd zijn, of geen Openbaring hebben ontvangen en daardoor niet van de Boodschap op de hoogte waren.

[6] Noot van de vertaler: Dhimmi betekent letterlijk ‘beschermd rechtspersoon’, en wordt technisch gezien gebruikt voor ieder persoon waar een verdrag mee is waardoor deze beschermd moet worden vanuit de (islamitische-)staat. Het werd voornamelijk gebruikt voor niet-moslims die als beschermde minderheden (Ahl al-Dhimma) vrijelijk en als rechts beschermde personen in het moslimrijk leefden.

[7] Noot van de vertaler: De Jaarlijkse religieuze belasting van 2,5% op het totale vermogen (zakaat) van een moslim is klassiek bedoeld voor de schatkist van het moslimrijk (Bayt al-Mal). Deze geeft het uit aan infrastructuur, aanleg van waterkanalen, voedsel en zorg voor armen, zieken, wezen en ouderen, de bouw van moskeeën, weeshuizen, ziekenhuizen etc. Dit alles is bruikbaar en beschikbaar voor moslims en niet-moslims. In de moderne tijd wordt zakaat gezien als gedeeltelijk vervangen door inkomstenbelasting. Wanneer men in moderne staten (met moderne belastingsystemen) zakaat inzamelt, wordt dit gebruikt voor fondsen van goede doelen, moskeeën en kennisinstituten.